34050 |
stier |
stier:
stīr (Q121p Kerkrade),
štīr (Q121p Kerkrade)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
stijf:
stief (Q121p Kerkrade),
stīēf (Q121p Kerkrade)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19327 |
stijfkop |
dikkop:
dikkop (Q121p Kerkrade),
dik’kop (Q121p Kerkrade),
stierenkop:
sjtie’rekop (Q121p Kerkrade),
stijfkop:
sjtief’kop (Q121p Kerkrade),
sturacks:
sjtoe’raks (Q121p Kerkrade)
|
iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || stijfkop
III-1-4
|
19328 |
stijfkoppig |
koppig:
köppieg (Q121p Kerkrade),
stierig:
sjtierieg (Q121p Kerkrade),
stijfkoppig:
sjtiefköppieg (Q121p Kerkrade),
sjtief’köppieg (Q121p Kerkrade)
|
het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)] || koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] || niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] || stijfkoppig
III-1-4
|
19641 |
stijfsel |
stijf:
sjtief (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
štīf (Q121p Kerkrade),
stijfsel:
sjtiefsel (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes)? (stessel) [N 104 (2000)] || stijfsel
III-2-1
|
19642 |
stijfselpap |
stijf:
sjtief (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u de pap, die met deze stof bereid wordt? (stessel, stesselpap, stesselwater) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
28144 |
stijgleiding |
steigleitung:
štajxlajtoŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
In de schacht gemonteerde leiding waardoor het overtollig mijnwater naar de bovengrond wordt gepompt. [monogr.]
II-5
|
27438 |
stijl |
deurestijl:
dȳrǝštīl (Q121p Kerkrade),
stijl:
štil (Q121p Kerkrade)
|
Het verticale deel van een kozijn waaraan de deur of het raam zijn opgehangen of waartegen deze aanslaan. Kozijnstijlen waren vroeger doorgaans van grenehout, tegenwoordig zijn zij ook van hardhout, metaal of kunststof. [N 55, 7a; monogr.]
II-9
|
27896 |
stijl, stempel |
een kleine:
eŋ kleŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
ijzeren stijl:
īzǝrǝ [stijl] (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
stijl:
štil (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia])
|
Algemene benaming voor het verticaal of haaks op de laag geplaatste houten of metalen steunelement in mijngangen en winplaatsen. De invuller uit Q 3 kent twee soorten stijlen: de "stempel" die in galerijen en pijlers wordt gebruikt en de "montant" die alleen in galerijen wordt toegepast. Volgens de respondent uit L 417 is de "stempel" van hout, de "montant" van ijzer. Een ijzeren stijl voor in de pijler is naar zijn zeggen het "mannetje". Het woordtype "apôye" is van toepassing op een houten stijl, meestal vervaardigd uit denne- of eikehout (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 292; N 95, 333; N 95, 290; Vwo 62; Vwo 387; Vwo 529; Vwo 530; Vwo 746; Vwo 747; Vwo 758; Vwo 780; Vwo 781]
II-5
|
27899 |
stijlen haaks op de laag plaatsen |
[stijlen] bergslag zetten:
bɛrxšlāx zɛtsǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Willem-Sophia])
|
Stijlen loodrecht tussen dak en vloer, in gangen waar dak en vloer niet evenwijdig aan elkaar lopen, haaks onder het dak plaatsen. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 295]
II-5
|