e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijlen schuin bevestigen (de stijlen) op sprong zetten: op šproŋk zętsǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), op šproŋk zɛtsǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]), (de stijlen) sprong geven: (de stijlen) sprong geven (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]), šproŋk jɛǝvǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), (drukhouter) op sprong zetten: op šproŋk zɛtsǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), (kwetshouter) op sprong zetten: op šproŋk zɛtsǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), (stijlen) uit het lood zetten: ūs ǝt lūǝt zɛtsǝ (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]) Stijlen schuin bevestigen. Door het schuin plaatsen van de stijlen van een ondersteuning kan deze meer weerstand bieden aan de druk vanuit de zijwanden. Bovendien bereikt men hiermee dat de vervoerruimte beneden in de gang, dus de meest nuttige ruimte, groter wordt bij eenzelfde gangdoorsnede. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 294; N 95, 295; N 95, 300; monogr.] II-5
stijlenteller ijzercontroleur: īzǝrkǫntrolø̄r (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Mijnwerker die nagaat hoeveel en welke ijzeren stutten gebruikt worden. Elke ijzeren stijl heeft een nummer dat door hem wordt genoteerd. [monogr.; Vwo 391] II-5
stijlentrekker klamatsch: klamaks (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), stijlentrekker: štilǝtrɛkǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), sylvester: silvɛstǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), sylvester (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), tsilvɛstǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Winterslag]) Werktuig waarmee ondersteuningen uit het ontkoolde pand kunnen worden weggetrokken. De stijlentrekker bestaat uit een tandheugel waarlangs het zogenaamde huis kan worden bewogen door middel van een hefboom. Aan het huis is een trekketting bevestigd die aan de te verwijderen stijl wordt vastgemaakt. [N 95, 591a; N 95, 591b; monogr.; N 95A, 13] II-5
stijve mortel beredrek: bērǝdrɛk (Kerkrade), stijve spijs: štīvǝ špīs (Kerkrade) Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
stikken stikken: sjtikke (Kerkrade) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stiklucht stikloft: šteklof (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Willem-Sophia]) Een mengsel van stikstof en koolzuurgas. [N 95, 231; monogr.] II-5
stille regen sneeuwregen: sjnei reën (Kerkrade) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4
stilstaan hu(j): hȳi̯ (Kerkrade) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken stinken: sjtinke (Kerkrade), štiŋkən (Kerkrade), votsen: votse (Kerkrade) stinken [ZND A1 (1940sq)] || Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stinkende gouwe wratselenkruid: vrat’selekroed (Kerkrade) wrattenkruid, stinkende gouwe III-4-3