30391 |
stootbord |
stoot van de trap:
štuǝs ˲van dǝ trap (Q121p Kerkrade)
|
Loodrechte plank tussen de aantreden van een trap. De stootborden worden tegen de achterzijde van een trede en met hun bovenkant onder tegen de daarop in hoogte volgende trede bevestigd. Ook worden ze wel met een sponning in de onderzijden van de treden gewerkt. De dikte van de stootborden bedraagt gewoonlijk 16 à 22 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104b; monogr.]
II-9
|
30161 |
stootvoeg |
kopvoeg:
kǫp˲[voeg] (Q121p Kerkrade)
|
Verticale voeg. Zie ook afb. 41. Het woordtype 'dilitatievoeg' (L 382) duidt een voeg aan die wordt aangebracht om te verhinderen dat bij grote temperatuurwisselingen scheuring in het metselwerk zal optreden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29c; monogr.]
II-9
|
19698 |
stop voor fles of kruik |
stop:
štoͅp (Q121p Kerkrade)
|
stop (kurk) [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
19376 |
stop, zekering |
zekering:
zexəroŋ (Q121p Kerkrade)
|
stop, zekering
III-2-1
|
19481 |
stopcontact |
steckdose (d.):
štɛk˂dūəs (Q121p Kerkrade),
steekdoos:
štɛ̄x˂dūəs (Q121p Kerkrade)
|
stopcontact
III-2-1
|
27624 |
stopdag |
loofdag:
l˙ø̄ǝfdāx (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
loofschieht:
l˙ø̄ǝfšix (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Dag waarop het bedrijf stil lag wegens overproduktie. Volgens een informant uit Q 121 werd deze dag ingesteld in verband met te geringe afzet van kolen van 1928 tot 1939. In de meeste gevallen werd ''s zaterdags niet gewerkt. Deze dag werd niet uitbetaald. Wat betreft het woordtype "loofdag" zij verwezen naar het Duitse lōben "sich von der Arbeit drūcken" (RhWB V pag. 507). [N 95, 920 add.; monogr.]
II-5
|
27625 |
stopdag hebben |
loven:
l˙ø̄ǝvǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Zie het lemma Stopdag. [N 95, 920 add.; monogr.]
II-5
|
30669 |
stopmes |
stopmes:
štopmɛts (Q121p Kerkrade)
|
Mes dat wordt gebruikt bij het vullen van gaten met behulp van stopverf, kit, pasta, etc. en bij het aanbrengen van stopverf bij ruiten. Het stopmes bestaat uit een stalen blad met spitse of afgeronde punt dat aan een houten handvat bevestigd is. Zie ook afb. 95. [N 67, 54a]
II-9
|
28881 |
stopnaald |
stopnaald:
štopnǫlt (Q121p Kerkrade)
|
Grote naald om kousen en andere zaken mee te stoppen. Stopnaalden zijn langer dan naainaalden en hebben grotere ogen. Er zijn er in verschillende diktes. [N 62, 49c; Gi 1.IV, 53; monogr.]
II-7
|
33104 |
stoppelland |
stoppelveld:
štǫpǝl˲vęlt (Q121p Kerkrade)
|
Het akkerland waarop stoppels staan; zie het vorige lemma ''stoppels'' (5.2.8). Voor de fonetische documentatie van het woord stoppelen, zie ook het lemma ''stoppels'' (5.2.8). [N 15, 51; add. uit N 6, 7; monogr.]
I-4
|