e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
taai stuk vlees wreed: E vrieë sjtuk vleesj De boeëne weëde vrieë  vrieë sjtuk vleesj (Kerkrade) taai III-2-3
taai-taai print: Syst. WBD  printe (Kerkrade), taai-taai: taai-taai (Kerkrade) taai-taai [N 29 (1967)] || Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)] III-2-3
taai-taaikruiden kruiden: kruiden (Kerkrade) De kruiden die in taai-taaideeg worden verwerkt. In N 29, 87b werd gevraagd naar de "grondstoffen van taai-taaideeg". Uit de antwoorden zijn twee lemmata gedistilleerd t.w. ''taai-taaikruiden'' en ''zoetstof voor taai-taai''. De woordtypen "potas", "koolzuur "ammoniak", "water", "melk", "maagzout" zijn verder in het lemma niet fonetisch gedocumenteerd. Vergelijk het lemma ''peperkoekkruiden''. [N 29, 87b] II-1
taai-taaiplank snijvorm: šnivorm (Kerkrade), vorm: vorm (Kerkrade) Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.] II-1
taal spraak: sjproag (Kerkrade) taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)] III-3-1
taart koek: kóch (Kerkrade, ... ), Syst. WBD  kōr (Kerkrade) taart || Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] III-2-3
tabak grofsnit: jraof’sjnit (Kerkrade), toebak: Doa jef iech nog jing pief toeë¯bak mieë vuur  toeë’bak (Kerkrade) grof gesneden tabak || tabak III-2-3
tabaksdoos, tabakspot toebaksdoos: toeë’baksdoeës (Kerkrade), toebakspot: toeë’bakspot (Kerkrade) tabaksdoos || tabakspot III-2-3
tabakspruim pruimsjiek: proemsjiek (Kerkrade, ... ), rolletje sjiek: rölsje sjiek (Kerkrade), sjiek: E rölsje sjiek E prümsje sjiek  sjiek (Kerkrade) pruimtabak || pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] III-2-3
tabakssap pijpenzever: pie’fezever (Kerkrade), zever: zever (Kerkrade) Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)] || speeksel in de pijp III-2-3