24707 |
takken krijgen |
uitslaan:
ideosyncr.
oes-sjloa (Q121p Kerkrade)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33690 |
talud |
berg:
bɛrx (Q121p Kerkrade),
berm:
brēm (Q121p Kerkrade),
bɛrm (Q121p Kerkrade),
brand:
braŋk (Q121p Kerkrade),
graaf:
jrāf (Q121p Kerkrade),
weggenrand:
weǝjǝraŋk (Q121p Kerkrade)
|
De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.]
I-8
|
19650 |
tamme kanarie |
harzer:
hātsər (Q121p Kerkrade),
kanarievogel:
kanalieëvoeëjel (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
kanaliəvuəjəl (Q121p Kerkrade),
pietje:
piet-je (Q121p Kerkrade)
|
bepaald kanarieras, gekweekt in de Harz || Hoe noemt u de tamme kanarie? (kernollievogel, konijnevogel, pietje) [N 104 (2000)] || kanarie
III-2-1
|
30644 |
tamponeerborstel |
tamponeerborstel:
tɛmpǝnērbøštǝl (Q121p Kerkrade)
|
Langwerpig rechthoekige borstel, meest van blank varkenshaar, met gebogen handvat of steel die wordt gebruikt om bij mat verfwerk de strepen van de verfkwast weg te nemen. Om dit te bereiken wordt met de borstel gelijkmatig op het vers geverfde werk gedopt. [N 67, 38; div.]
II-9
|
30739 |
tamponeren |
tamponeren:
tɛmpǝnērǝ (Q121p Kerkrade)
|
Bij mat verfwerk met een tamponeerborstel in de verf doppen.om de strepen van de verfkwast weg te nemen. Zie ook het lemma 'Tamponeerborstel'. [N 67, 80b]
II-9
|
30615 |
tamponneerverf |
tamponneerverf:
tɛmpǝnēr[verf] (Q121p Kerkrade)
|
Verf die met een tamponneerkwast kloppend wordt aangebracht. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 24]
II-9
|
17760 |
tand |
tand:
tank (Q121p Kerkrade),
tsank (Q121p Kerkrade),
tsānt (Q121p Kerkrade),
tsàŋk (Q121p Kerkrade),
zànk (Q121p Kerkrade)
|
een tand [ZND A1 (1940sq)] || tand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32584 |
tanden van een riek |
tanden:
ts˙ę ̞ŋ (Q121p Kerkrade)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|
28084 |
tandheugel van de stijlentrekker |
tandheugel:
tsaŋkhyǝjǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
De tandheugel van een stijlentrekker. [N 95, 592]
II-5
|
34374 |
tandjes knippen |
tanden snijden:
tsɛŋ šniǝ (Q121p Kerkrade)
|
De tanden van de pasgeboren biggen afknippen. [N 76, 42]
I-12
|