e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
van veren wisselen muiten: mūtǝ (Kerkrade) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: va.ŋə (Kerkrade), vaange (Kerkrade), vānge (Kerkrade) vangen [DC 02 (1932)] III-1-2
vangwerk vangklauwen: vanklǫwǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vaŋklawǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]) Inrichting aan de liftkooi die dient om bij kabelbreuk het neerstorten van de kooi te verhinderen. [N 95, 91; monogr.] II-5
vanzelfsprekend selbstverstndlich (du.): zelbsversjtändliech (Kerkrade) vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)] III-1-4
varen varen: op see varen (Kerkrade, ... ), op še varən (Kerkrade, ... ) op zee varen [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
varen (alg.) struifsel: idiosyncr.  sjtreufsel (Kerkrade) Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)] III-4-3
varken kuus: kyš (Kerkrade), varken: vęrǝkǝ (Kerkrade), vɛrkǝ (Kerkrade), vɛrǝkǝ (Kerkrade) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varken (bijzondere namen) kuus: kyš (Kerkrade) In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld] I-12
varken met een doorgezakte rug zwakke rug: šwāxǝ røk (Kerkrade) [N 76, 19] I-12
varken met een te hoge rug poekel: pukǝl (Kerkrade) [N 76, 18] I-12