e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varkenspest varkenspest: vɛrkǝspɛs (Kerkrade) De klassieke varkenspest. Een zeer gevaarlijke en zeer besmettelijke ziekte die veoorzaakt wordt door een virus dat huid, organen en vooral de tonsillen aantast. [N 76, 56; N 76, 53] I-12
varkenssnijder castreur: kastrø̄r (Kerkrade) Persoon die varkens castreert. Deed aanvankelijk de boer zelf of de biggenhandelaar dit castreren, later werd hiervoor de veearts ingeschakeld. [N 76, 45; JG 1a; monogr.] I-12
varkensstal, varkenshok varkenstalletje: vɛrǝkǝsštɛlšǝ (Kerkrade) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenstrog trog: trǭax (Kerkrade) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6
varkensvet schmalz (du.): sjmals (Kerkrade), sjmalts (Kerkrade) reuzel [DC 17 (1949)] III-2-3
varkenswei varkenswei: vɛrkǝns˱węi̯ (Kerkrade) De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e] I-6
vast varkensvoer brokken (mv.): brǫkǝ (Kerkrade), varkensvoer: vɛrkǝnsvōr (Kerkrade) [N 76, 39; monogr.] I-12
vaste bloedmassa aderen: ǭrǝ (Kerkrade), klonteren: klontjǝrǝ (Kerkrade) In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.] II-1
vaste boord boord: b.v. - van dr kraag.  boad, böadsje (Kerkrade), ouder  booet (Kerkrade), kraag: kraar (Kerkrade) boordsel, rand || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
vaste uitwerpselen schaapskeutelen: šoǝpskøtǝlǝ (Kerkrade), varkensstront: vɛrkǝnsštroŋks (Kerkrade) [N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] I-12