24631 |
verplanten |
verplanten:
verplan’tse (Q121p Kerkrade)
|
verplanten
III-4-3
|
18899 |
verplichting |
moet:
mós (Q121p Kerkrade)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24997 |
verpulveren |
verpulveren:
verpullevere (Q121p Kerkrade)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
afgestanden:
aafjesjtange beer (Q121p Kerkrade),
schaal:
¯t beer is sjaal
sjaal (Q121p Kerkrade),
schnauzen-bier:
sjnaowtse beer (Q121p Kerkrade),
sjnaut’sebeer (Q121p Kerkrade),
verschaald:
versjalt (Q121p Kerkrade)
|
verschaald || verschaald bier || verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)], [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20644 |
verschalen |
verschalen:
Versjaald beer
versja’le (Q121p Kerkrade)
|
verschalen
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
versjisse (Q121p Kerkrade)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23916 |
verschijning |
visioen:
vieziejoeën (Q121p Kerkrade)
|
Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22711 |
verschillende knikkerspelen: nagooien |
nawerpen:
Sub naowerpe.
naowerpe of naotülle (Q121p Kerkrade)
|
Kinderspel.
III-3-2
|
27965 |
verschuiven |
heruitkomen:
ǝrūskomǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
schuiven:
šȳvǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
varen:
vārǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
Gezegd van een ondersteuning die door zijdelingse druk in een galerij of steengang van zijn plaats schuift. [div.] || Het transportmiddel van een pijler in zijn geheel in de richting van het koolfront verschuiven. In tegenstelling tot het verleggen hoeft de transportinstallatie daarbij niet gedemonteerd te worden. Zie ook het lemma Verleggen. [N 95, 535]
II-5
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
tsere (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade,
Q121p Kerkrade),
versieren:
vertsere (Q121p Kerkrade)
|
Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] || Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] || Versieren, sieren. || Versieren.
III-3-2
|