18931 |
verzuimen |
fehlen (du.):
feële (Q121p Kerkrade)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27652 |
verzuimen wegens ziekte |
de krankenschijn haan:
dǝr kraŋkǝšīn ha.n (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits]),
de onvalschijn haan:
dǝn onvalšīn han (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
de schijn haan:
dǝr šīn ha.n (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits]),
krank vieren:
kra.ŋk vīǝrǝ (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Eisden]),
kraŋk vīrǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Wilhelmina])
|
Niet op het werk verschijnen door ziekte. Volgens de informant van Q 15 moest men dit melden aan het AMF, het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Staatsmijnen in Limburg. Men kreeg dan de z.g. ziekenkaart waar de controleur en de controlerende geneesheer aantekeningen op maakten. Deze kaart was grijs van kleur. [N 95, 918; N 95, 918 add.; monogr.]
II-5
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
də vɛ.spər (Q121p Kerkrade),
vesper (Q121p Kerkrade)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kamezoal (Q121p Kerkrade),
vest:
wes (Q121p Kerkrade),
vesting:
vesting (Q121p Kerkrade)
|
de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-1
|
18533 |
vestzakje |
vestentas:
(NB: *west/*vest)
westetèsj (Q121p Kerkrade),
vestentasje:
westeteeschje (Q121p Kerkrade)
|
vestzak || vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19523 |
vetpot |
vetduppen:
vɛt˂døpə (Q121p Kerkrade),
vetgrèle:
vɛtjryl (Q121p Kerkrade)
|
vetpot
III-2-1
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (Q121p Kerkrade)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
25284 |
vierdel, maat van 125 gram of kwart pond |
half pond:
hoafponk (Q121p Kerkrade)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 125 gram, dat is 1/4 pond [verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22832 |
vieren |
vieren:
jəvi.ərt (Q121p Kerkrade)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
31386 |
vierkante vijl |
viereckige vijl:
vērɛkegǝ vil (Q121p Kerkrade)
|
Stalen vijl waarvan het blad vierkant van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vierkante vijl dient voor het vijlen van vierkante gaten, hoeken, etc. Zie ook afb. 103. [N 33, 91; N 33, 93]
II-11
|