17751 |
vlechten |
vlechten:
fleͅxtən (Q121p Kerkrade)
|
vlechten [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
30184 |
vlechttwijgen |
wijdevitsen:
wijǝvitsǝ (Q121p Kerkrade)
|
De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.]
II-9
|
24457 |
vleermuis |
vlamuis:
vla’moes (Q121p Kerkrade)
|
vleermuis
III-4-2
|
20944 |
vlees |
vlees:
vleesch (Q121p Kerkrade),
vleesj (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
25446 |
vlees conserveren |
inmaken:
enmākǝ (Q121p Kerkrade),
koelen:
kø̄lǝ (Q121p Kerkrade),
pekelen:
pikǝlǝn (Q121p Kerkrade)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|
33784 |
vlees- en spieraanzetting links en rechts op de borst |
kussens:
køsǝs (Q121p Kerkrade)
|
[N 8, 11; N 8, 31 en 32.2]
I-9
|
25458 |
vleesmolen |
hakmachien:
hakmašin (Q121p Kerkrade),
worstmachientje:
wusmašintjǝ (Q121p Kerkrade),
wuǝšmašinkǝ (Q121p Kerkrade)
|
Met de hand bediend molentje dat het vlees tot worstvlees kleinmaalt. Het gemalen vlees wordt door een buisje in de hierover geschoven, schoongemaakte darm geperst. [N 28, 116; N 28, 114; monogr.]
II-1
|
21442 |
vleien |
aan de bodem gaan:
inne mit tswai heng aan der boam joa (Q121p Kerkrade),
schmeicheln (du.):
sjmaichele (Q121p Kerkrade)
|
iemand dingen zeggen die hem aanstaan en aangenaam zijn, maar die overdreven en onwaar zijn, om bij hem in een goed boekje te komen staan [mouwvegen, mouwstrijken, afluizen, fletsen, lemmen, loeflokken, vleien, bakkeleien, flodderen] [N 85 (1981)] || vragen op een vleiende toon [afkuiten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19127 |
vleier |
natte riem:
vgl. Kerkrade Wb. sub naas nat (pag. 181): inge nase reem, een verwaande vent.
nasereem (Q121p Kerkrade)
|
een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34378 |
vleiwoord voor het varken |
kuus:
kyš (Q121p Kerkrade),
varken:
vɛrkǝ (Q121p Kerkrade)
|
[VC 14, 2c v]
I-12
|