e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorzanger voorzanger: vuurzenger (Kerkrade) Een voorzanger [veurzenger,-zinger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
voorzichtig kalmaan doen: kalm a doeë (Kerkrade), voorzichtig: verzich’tieg (Kerkrade), vuurzich’tieg (Kerkrade) rekening houdend met wat er zou kunnen gebeuren, zorg dragend dat er niets verkeerd gaat [listig, roekelijk, voorzichtig] [N 85 (1981)] || vorzichtig III-1-4
vork fourchette: verschet (Kerkrade), vəršɛt (Kerkrade) vork || vork om mee te eten [Roukens 03 (1937)] III-2-1
vormbak dobbelvorm: dubǝlvǫrǝm (Kerkrade), enkelvorm: eŋkǝlvǫrǝm (Kerkrade), vorm: vǫrǝm (Kerkrade) Houten, soms met ijzer beslagen bak waarmee stenen worden gevormd. De vormbak kon wel of niet voorzien zijn van een bodem. De lange zijden van de bak waren doorgaans naar buiten verlengd om als handgrepen te dienen. Zoɛn handvat werd in Q 121 een griff (jref) genoemd. Volgens Persoons (pag. 40/41) was de enkelvorm meestal in ijzer uitgevoerd en had hij een losse, niet uitneembare bodem die voorzien was van gaten. De dubbelvorm was een rechthoekig houten raampje zonder bodem, dat door een schot in twee gelijke vakjes verdeeld was en met dun plaatijzer beslagen werd. Zie afb. 18 en 19.' [N 98, 74; monogr.] II-8
vormen derin klatsen: dǝrēn klatšǝ (Kerkrade), vormen: vǫrǝmǝ (Kerkrade) Met behulp van de vormbak stenen vervaardigen. De vormer drukte de bol klei daartoe in de vorm en streek de overtollige klei af met de handen of met behulp van een houten plankje, een afstrijkboog of een mes. De gevulde vorm werd vervolgens door een afdrager naar het droogveld gebracht. Afhankelijk van de hoedanigheid van de klei die verwerkt werd, koos men bij magere klei voor de zandvorm-methode en bij de stijvere of vettere klei voor de watervorm-methode. In het eerste geval gooide de vormer de kleibol in een bezand vormbakje met bodem. In de tweede situatie gebruikte hij een bodemloze vorm, die voor het gebruik geheel in water werd gedompeld (Geuskens, pag. 60). [monogr.; N 98, 76 add.] II-8
vormer vormer: vǫrǝmǝr (Kerkrade) De arbeider die met behulp van de vormbak stenen vormt. De term klopper werd in Q 121b gebruikt omdat de vormer na het vullen met elke hoek van de vorm op de tafel klopte zodat alle hoeken ervan goed opgevuld werden. [N 98, 75; monogr.] II-8
vormsel firmen (du.): fierme (Kerkrade), firmung (du.): fiermóng (Kerkrade) Het Vormsel toedienen. || Vormsel. III-3-3
vormtafel dis: døš (Kerkrade), vormdis: vørǝmdøš (Kerkrade) De tafel waarop de klei in de vormbak wordt gedrukt. [N 98, 73; monogr.] II-8
vorst, het vriezen gevreur: gevreur (Kerkrade), gevreus: jevrös (Kerkrade), vrost: vraos (Kerkrade), vros (Kerkrade), vrös (Kerkrade) vorst, het vriezen || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] III-4-4
vorstpan verstpan: vēšpan (Kerkrade) Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8] II-8