e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winderig weer vieze wind: vieze wink (Kerkrade), windisch (du.): win⁄giesj (Kerkrade) koud, nat en winderig || winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windhoos koestoot: keujstoes (Kerkrade), koestootje: keujstüesje (Kerkrade), windstoot: winkstoeês (Kerkrade) klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)] III-4-4
windstilte windstil (weer): wink sjtil (Kerkrade, ... ) windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
windzuiger windschepper: weŋkšø̜pǝr (Kerkrade) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winkel boetiek (<fr.): poettiek (Kerkrade), poettiek ophaole (Kerkrade), vgl. lm. winkel: boetiek, Q 95, 117, 121.  poettiek (Kerkrade), bude (du.): [oorspr. invoer "ophaole"]  boed ophaode (Kerkrade), geschft (du.): jesjef (Kerkrade), jesjef han (Kerkrade), jesjef ophaole (Kerkrade), ’t jesjef óphaode (Kerkrade), laden (du.): lade (Kerkrade), pof: poef (Kerkrade) het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] || inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie, handel, enz. [bedrijf, zaak, gedoente, doen, gedoe, gedoendel] [N 89 (1982)] || winkel drijven [N 102 (1998)] III-3-1
winkel drijven boetiek (<fr.) openhouden: poettiek ophaole (Kerkrade), bude (du.) openhouden: [oorspr. invoer "ophaole"]  boed ophaode (Kerkrade), geschft (du.) hebben: jesjef han (Kerkrade), geschft (du.) openhouden: jesjef ophaole (Kerkrade), ’t jesjef óphaode (Kerkrade) winkel drijven [N 102 (1998)] III-3-1
winkelhaak blokwinkelhaak: blǫkweŋkǝlhǫak (Kerkrade), fnf (du.): Sub vunnef, vijf. Heë hauw ing - in de boks, hij had een winkelhaak in de broek.  vunnef (Kerkrade), vijf/fünf: vønǝf (Kerkrade), winkel: weŋkǝl (Kerkrade), winkelhaak: weŋkelhoak (Kerkrade), weŋkǝlhǫak (Kerkrade, ... ), winkelhoak (Kerkrade) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend of kunnen werkstukken op hun haaksheid worden gecontroleerd. De winkelhaak kan L- of T-vormig zijn uitgevoerd en al dan niet van een aanslag (blok) of maatverdeling zijn voorzien. De T-vormige winkelhaak wordt ook T-haak of kruishaak genoemd. Zie ook het lemma "winkelhaak" in Wld II.9, pag. 10 en afb. 76. [N 33, 318a; N 33, 318c-d; N 64, 79b; monogr.] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak II-11, II-7, II-9, III-1-3
winnen afstreben: āfštrēbǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits]), gewinnen: jewEne (Kerkrade), Weë nuus riskeert, jewint nuus.  jewinne (Kerkrade), vortstreben: vutštrēbǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), winnen: winən (Kerkrade), Deë nit riskeert, deë nit wint.  winne (Kerkrade) Een steenkoollaag ontginnen. [N 95, 201; monogr.; Vwo 28; Vwo 562; Vwo 863; div.] || winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen. [ZND A1 (1940sq)] II-5, III-3-2
winning afbouw: āfbǫw (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits]), vorderung: vø̄ǝdǝruŋ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]) De werken die rechtstreeks betrekking hebben op het winnen van de kolen, dit in tegenstelling tot de voorbereidende en ontsluitende werken. [N 95, 201; N 95, 172; Vwo 19; Vwo 25; Vwo 32; Vwo 316; Vwo 563; Vwo 864] II-5
winst gewin: jewin (Kerkrade) de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)] III-3-1