e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte waterlelie waterlelie: -  wasserlillieje (Kerkrade) witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
witte, buitenlandse bloem patent: patɛnt (Kerkrade) De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16] II-1
wittebrood boterweg: bót’terwek (Kerkrade), weg: Is de gewone benaming.  wek (Kerkrade), Syst. WBD  week (Kerkrade), Verklw. weks-je Es wek en broeëd ópee, da krieste dikke bee  wek (Kerkrade), witbrood: Verklw. wiesbrüedsje  wies’broeëd (Kerkrade) Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wittebrood || wittebrood gebakken met boter III-2-3
witten kalken: kalkǝ (Kerkrade), met kalk witten: met kalǝk wisǝ (Kerkrade), witten: wisǝ (Kerkrade) Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.] II-9
woede gift: jif (Kerkrade), grel: jrel (Kerkrade), woest: wus (Kerkrade), wut (du.): woed (Kerkrade) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] || woede III-1-4
woelen rulsen: reulse (Kerkrade), woelen: wüle (Kerkrade) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2
woensdagx goensdag: goonsdig (Kerkrade), jòònsdig (Kerkrade), mittwoch (du.): mitwoch (Kerkrade), mitwòx (Kerkrade), mit⁄woch (Kerkrade) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || woensdag III-4-4
woest, onachtzaam lopen rennen: renne (Kerkrade), rokken: rokke (Kerkrade), sauzen: zauze (Kerkrade), woesten: wusten (Kerkrade) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
woest, wild rijden koetsen: koetsje (Kerkrade) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wol wol: wol (Kerkrade) Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.] II-7