24845 |
boomkruin |
kruin:
ideosyncr.
kroeën (Q121p Kerkrade)
|
De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24127 |
boomkruiper |
boombikker:
boombikker (Q121p Kerkrade)
|
boomkruiper (12,5 net een muis die tegen boomstammen opkruipt; dun krom bekje; nest in spleten en gaatjes; roep kort hoog [tiet, tiet, tiet]; zang kort tiereliertjen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24128 |
boomleeuwerik |
leeuwerik:
lîêwerik (Q121p Kerkrade),
liever:
lieëver (Q121p Kerkrade)
|
Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)] || leeuwerik: boomleeuwerik (15 alleen in droog terrein (bijv. hei niet veel op trek; zang is heel helder, klokjesachtig [lululululu] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24129 |
boompieper |
pieper:
pîêper (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
boompieper || boompieper (15 net een verkleinde uitgave van zanglijster [019]; alleen op droog, open terrein met bomen; zang kanarieachtig in een korte stijg- en daalvlucht; niet zeldzaam [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24511 |
boomstronk |
storkel:
sjtór’kel (Q121p Kerkrade),
stronk:
sjtrónk (Q121p Kerkrade)
|
stronk
III-4-3
|
24130 |
boomvalk |
stootsvogel:
sjtôêsvôêjel (Q121p Kerkrade)
|
valk: boomvalk (38 zomervogel met zeer lange spitse vleugels, zwarte pet en knevels, rossige broek; jaagt snel hoog in de licht; is niet algemeen; broedt in alleenstaande bomen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22339 |
boomvruchten stelen |
stropen:
sjtreufe (Q121p Kerkrade)
|
Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33280 |
boon, algemeen |
boon:
boeën (Q121p Kerkrade)
|
boon
I-7
|
18698 |
boordenknoopje |
hemdknoopje:
hemmetkneufje (Q121p Kerkrade),
kragenknoopje:
kragekneufje (Q121p Kerkrade)
|
boordeknoopje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
27338 |
boorhamer |
boorhamer:
bōrhamǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia])
|
Door perslucht aangedreven machine waarmee gaten in het gesteente kunnen worden geboord. De werking berust op een slaande en een draaiende beweging. Volgens Defoin en Vanwonterghem wordt de term "boorhamer" ook gebruikt voor de meer moderne versie van dit toestel: "Bij vroegere boorhamers onderging het boorijzer een stootsgewijs draaiende beweging. De thans gebruikte rotatieve boortoestellen waarbij het boorijzer ononderbroken zonder slagen draait, noemt men ook boorhamers" (Vanwonterghem pag. 72). [N 95, 809; monogr.; Vwo 159; Vwo 162]
II-5
|