33602 |
zilveruitje |
witte un:
wiese un (Q121p Kerkrade)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24401 |
zilvervisje |
zilvermutser:
zilvermüts-jer (Q121p Kerkrade),
zilvervisje:
zilvervisje (Q121p Kerkrade)
|
zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)]
III-4-2
|
18816 |
zin (lust) |
zin:
zin (Q121p Kerkrade)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20166 |
zindelijk |
proper:
propper (Q121p Kerkrade)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22771 |
zingen |
slaan:
sjloa (Q121p Kerkrade),
zingen:
zeenge (Q121p Kerkrade),
zinge (Q121p Kerkrade)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] || III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] || Zingen.
III-3-2, III-4-1
|
23502 |
zingende mis |
zingmis:
zingmès (Q121p Kerkrade)
|
Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27168 |
zink |
zink:
tseŋk (Q121p Kerkrade)
|
Blauwachtig-wit metaal dat in plaatvorm onder meer als dakbedekking wordt gebruikt. Vgl. het lemma "roevendak" in Wld ii.9, pag. 177. Wanneer het wordt verwarmd tot een temperatuur van 120 tot 1500 kan het worden gebogen, bijvoorbeeld tot pijpen, buizen en dakgoten. [N 64, 103 a-b; monogr.]
II-11
|
27974 |
zinken |
bijstokken:
bęjštǫkǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II]),
nastokken:
noǝštǫkǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau III, Emma, Maurits]),
zenken:
zęŋkǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
zɛŋkǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
Een opgepofte vloer bijwerken en lager maken om op deze wijze de mijngang weer op hoogte te brengen. Volgens de invuller uit Q 15 hoefde men in dat geval de ondersteuning van de galerij niet te vernieuwen. [N 95, 389; N 95, 903; monogr.; Vwo 75; Vwo 541; Vwo 650; Vwo 870]
II-5
|
30769 |
zinknagels |
zinknagelen:
zeŋknęǝl (Q121p Kerkrade)
|
De doorgaans vertinde, spijkers waarmee de behangjute op het latwerk wordt vastgezet. [N 67, 98d]
II-9
|
19680 |
zitbank |
bank:
baŋk (Q121p Kerkrade),
bāŋk (Q121p Kerkrade)
|
bank [ZND A1 (1940sq)] || zitbank
III-2-1
|