e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwachtel verband: verbank (Kerkrade) Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, vees). [N 84 (1981)] III-1-2
zwager zwager: schwaoger (Kerkrade), sjwoa’jer (Kerkrade), neen  schwaoger (Kerkrade), sjwoajer (Kerkrade) zwager || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)] III-2-2
zwak en mager persoon schraapshaasje: sjrapshösje (Kerkrade), slapzwans: sjlapsjwans (Kerkrade) mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)] III-1-1
zwak, ongezond zwak: sjwaach (Kerkrade) Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)] III-1-2
zwak, slap zwak: schwaak (Kerkrade), šwá:k (Kerkrade), žwāāch (Kerkrade) zwak [DC 02 (1932)] III-1-1
zwaluwstaart zwalberstaart: sjwalbersjtats (Kerkrade) de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)] III-4-1
zwaluwstaartverbinding zwalberstaart: šwalbǝrštats (Kerkrade) In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.] II-12
zware hamer moker: moker (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), zware hamer: šwoǝrǝ hamǝr (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]) Voorhamer, grote moker. Het woordtype "mottek" (Q 121b, Q 202) is een verbastering van het Poolse mtottek. De term "meesterhouwer" (Q 21) was op de mijn Maurits een spottende benaming voor een zware hamer. [N 95, 739; monogr.] II-5
zwarte bes zwarte wiemeren: sjwatte wiemere (Kerkrade) [DC 13 (1945)] I-7
zwarte bladluis bladluis: blad’loes (Kerkrade), eigen spellingsysteem  bladloes (Kerkrade), meel: mie’ël (Kerkrade) bladluis || bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] III-4-2