18365 |
zwarte gebreide dameskous |
zwarte gestrikte hoos:
schwatze gestrikte hoase (Q121p Kerkrade)
|
dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
kroa (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade,
Q121p Kerkrade)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24287 |
zwarte mees |
keesmutsje:
kîêsmuutsje (Q121p Kerkrade)
|
zwarte mees (11 net een kleine koolmees [052], maar zonder gele kleur en zwarte buikstreep, wel met een witte nekplek; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in bodemgaatje; roep snel [tjietjai, tjietjai] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18621 |
zwarte muts? |
krullenmuts:
krolle muts (Q121p Kerkrade)
|
muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24288 |
zwarte roodstaart |
roderstaartje:
rōêdersjtétsje (Q121p Kerkrade),
roodstaartje:
roeëd’sjtets-je (Q121p Kerkrade)
|
roodstaartje || zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24289 |
zwarte specht |
zwarte specht:
sjwarte sjpach (Q121p Kerkrade)
|
specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24291 |
zwartkop |
zwartkopje:
sjwatskèùpke (Q121p Kerkrade),
zjwatskèùpje (Q121p Kerkrade)
|
zwartkop || zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24930 |
zwavelx |
solfer:
tsolfer (Q121p Kerkrade),
zwavel:
schwèfel (Q121p Kerkrade),
schwèvel (Q121p Kerkrade),
ps. onder de è staat nog een streepje; deze combinatieletter is niet te maken.
šwèəvəl (Q121p Kerkrade)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
22907 |
zweefmolen |
kettencarrousel:
kettekarresel (Q121p Kerkrade),
schipschokkel:
NB sjif: schip.
sjifsjokkel (Q121p Kerkrade)
|
Kermisschommel. || Zweefmolen.
III-3-2
|
33995 |
zweep |
smik:
šmek (Q121p Kerkrade)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|