23897 |
aartsengel |
aartsengel:
aartsengel (Q121p Kerkrade)
|
Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19283 |
aarzelen |
twijfelen:
tswiefele (Q121p Kerkrade)
|
uit besluiteloosheid zich weerhouden, niet goed durven [aarzelen, dubben, teutelen, pieraarzen, dobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
oas (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
Aas (in het kaartspel). || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - I. Aas. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
23415 |
absis |
koor:
koer (Q121p Kerkrade)
|
De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21717 |
accijns |
accijns (<lat.):
akzijns (Q121p Kerkrade)
|
de belasting op etenswaren [accijns] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25348 |
accijnsgewicht |
geschat:
gǝšat (Q121p Kerkrade),
geslacht gewicht:
gǝslaxt gǝwēǝt (Q121p Kerkrade)
|
Het gewicht van een te slachten rund, zoals dat bij de belastingdienst moet worden aangegeven. [N 28, 1]
II-1
|
28214 |
accu van petlamp |
accu:
accu (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
aku (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De accu van de petlamp die aan de gordel wordt bevestigd en door middel van een kabel met de petlamp is verbonden. [N 95, 252; monogr.]
II-5
|
28215 |
acculoog |
accusäure:
akyzǫjǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
loog:
loog (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Julia])
|
Het zuur waarmee de accu van de elektrische lampen is gevuld. [N 95, 254]
II-5
|
34323 |
achterblijver |
kreupel (zelfst. nmw.):
krøpǝl (Q121p Kerkrade),
motter:
mūtǝr (Q121p Kerkrade)
|
Big die achterblijft in groei. [N 76, 49]
I-12
|
27879 |
achterblijvers, achtergebleven schoten |
hinder(ge)bleven schoten:
heŋǝrblę̄vǝ šø̜̄s (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale]),
poedelen:
pudǝlǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Niet ontplofte ladingen. De woordtypen "versager" (Q 111, Q 112a), "blindgänger" (Q 117a) en "achterblijver" (Q 112a) zijn meervoud. [N 95, 446; N 95, 447; div.]
II-5
|