e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de steenhoop laden de afslag vortladen: dǝr abšlāx vutlānǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), laden: lānǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Willem-Sophia]), stenen ruimen: šteŋ rymǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), vorenweer snakzetten: vȳǝrǝwēǝr šnakzɛtsǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), vortladen: vutlānǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]) De losgeschoten stenen al dan niet mechanisch laden. [N 95, 453; monogr.] II-5
de stok schieten (de) stok schieten: štǫk šesǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Willem-Sophia]) Bij de aanleg van een galerij het gesteente met behulp van springstof verwijderen om op deze wijze voldoende galerijhoogte te verkrijgen. Deze handeling vindt plaats nadat de koollaag ter breedte van de galerij en over voldoende diepte is weggenomen (zie ook het lemma De Stok Vrijmaken). [N 95, 430; N 95, 435] II-5
de stok vrijmaken (de) stok vrijmaken: dǝr štǫk vręjmāxǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]), de stok ontkolen: dǝr štǫk ontkoǝlǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), voorkolen: vȳrkǫalǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) De steenkool ter breedte van de galerij en over voldoende diepte wegnemen. De invuller uit Q 33 merkt daarover op dat men deze term op de mijn Emma tot ongeveer 1958 gebruikte. [N 95, 392; monogr.] II-5
de tafel afruimen afruimen: aafrümme (Kerkrade, ... ), afvegen: aaf-veëge (Kerkrade) Wat is bij u de uitdrukking voor \'de tafel afruimen\'? (afvegen, afkuisen) [N 104 (2000)] III-2-1
de tafel dekken de dis dekken: der dusj dekke (Kerkrade), dər døš dɛkə (Kerkrade), d⁄r dusj dekkə (Kerkrade) de tafel dekken || tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)] III-2-1
de tap maken (de) tap aanzetten: dǝr tap āzɛtsǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]) De tap aanbrengen in het op te vullen pand. De invuller uit Q 15 schrijft daarover dat men op de mijn Maurits in de voet van de pijler de bekleding, in dit geval steenknuppels, aanbracht. Daarover spande men keergaas of soms jute doek, terwijl men later enkele lagen draad met papier aanbracht. Vervolgens werd met de hand ongeveer één meter van het pand met stenen en morskolen opgevuld, waarna het blazend opvullen kon beginnen. In pijlers met een houten ondersteuning werd het doek met het opvullen mee op de stijlen gespijkerd. Bij pijlers met ijzeren tappen moest het ijzer geroofd worden, maar daar plaatste men om de twee a drie meter een houten stijl om het doek te bevestigen. Wanneer men tot boven in de pijler was gekomen, was de pijler opgevuld. De laatste meter werd meestal weer met de hand opgevuld. Daarna schepte men de morssteen weg en bekleedde men de wanden met steenknuppels. [N 95, 566; N 95, 563] II-5
de teellaag afgraven goede grond afvaren: jǫwǝ jroŋk˱ āf˲vārǝ (Kerkrade) De aarde boven de kleilaag verwijderen. In Q 83 werd de laatste zandlaag vermengd met de kleilaag. [N 98, 19; monogr.] II-8
de tweede keer bakken drogen: dryǝ (Kerkrade) Uit de woordtypen blijkt dat dit voor de tweede keer bakken bestaat uit twee handelingen t.w. laten kleuren en laten drogen van de beschuit. [N 29, 63] II-1
de vier zijden van een bikkelbeentje look: look (Kerkrade), Sub prikknoak: De sjmaal zieë van dr hoosje wap en trier, de brei zieë hoosje ruk en laoch.  laoch (Kerkrade), rug: røͅG (Kerkrade), Sub prikknoak: De sjmaal zieë van dr hoosje wap en trier, de brei zieë hoosje ruk en laoch.  ruk (Kerkrade), trier: triər (Kerkrade), Sub prikknoak: De sjmaal zieë van dr hoosje wap en trier, de brei zieë hoosje ruk en laoch.  trier (Kerkrade), wap: web (Kerkrade), Sub prikknoak: De sjmaal zieë van dr hoosje wap en trier, de brei zieë hoosje ruk en laoch.  wap (Kerkrade) [Brede zijde van een bikkel]. || [Smalle zijde van een bikkel]. || De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)] III-3-2
de was blauwen (de) was blauwen: was blauwe (Kerkrade), blauwen: bläue (Kerkrade, ... ), bløͅi̯ə (Kerkrade) blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)] || blauwselwater opspoelen || Wat is bij u de uitdrukking voor \'de was blauwen\'? (blauwen, blauwselen) [N 104 (2000)] III-2-1