e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P055p plaats=Kermt

Overzicht

Gevonden: 2603
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: sxītǝ (Kermt) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kies buiktand: Vgl. opgave booknagel voor buiknagel.  bōktaen (Kermt) Baktanden (dikke tanden). [ZND 07 (1924)] III-1-1
kietelen kietelen: In mindere mate gebruikt  kietələ (Kermt), krieuwelen: kriejwələ (Kermt) kittelen [ZND 01 (1922)] III-1-2
kiezel, kiezelsteen kiezel: kiezel (Kermt) kiezel [ZND 01 (1922)] III-4-4
kikker kwakvors: kwakfoͅs (Kermt), kwakvos (Kermt), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwakvos (Kermt) kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril paddengetrek: padəgətrɛk (Kermt) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)getrek: padəgətrɛk (Kermt) kikkerrit [RND] III-4-2
kind (algemene benaming) kind: keejnt (Kermt, ... ), kejnt (Kermt), kêjnt (Kermt), kênjt (Kermt) kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] || kind; dat kind [ZND 01 (1922)] || kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)] III-2-2
kinderkleren kinderkleren: kēͅŋərklīər (Kermt) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinderschort met mouwen mouwvoordoekje: møwveͅrengske (Kermt) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3