e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P055p plaats=Kermt

Overzicht

Gevonden: 2603
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebreide wollen muts wollen kindermet: wolə kengərmeͅt (Kermt), wollen met: wolə meͅt (Kermt), wollen muts: woͅlə moͅəts (Kermt) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
gebrekkig gebrekkig: nə gəbrekigən aa man (Kermt) gebrekkig [ZND 01 (1922)] III-1-2
gebruik gebruik: gəbrêk (Kermt) Gebruik. [ZND 01 (1922)] III-3-2
gedwee gedwee: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  gedwiej (Kermt) gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelgors korenvos: korenvos (Kermt) geelgors III-4-1
geelzucht geel verf: geejl verəf (Kermt) de geelzucht [ZND 01 (1922)] III-1-2
geer geer: gīr (Kermt) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7
geerakker korthoek: kǫthok (Kermt) Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.] I-1
gegraven waterloop graaf: grē̜f (Kermt), rigole: regǫl (Kermt) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehucht gehucht: gəhöcht (Kermt) gehucht [ZND 01 (1922)] III-3-1