e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kermt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kostschool pensionaat (<fr.): pensionoat (Kermt) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: karbonaai (Kermt), kɛrəmə’nōͅə (Kermt), kotelet: koͅtəleͅtə (Kermt) gebraden varkensrib (karbonade) [Goossens 1c (1955b)] || karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer dompig (weer): do͂ͅmpeg (Kermt), mistlucht: mestloͅxt (Kermt), triestig (weer): trīstəx wèiər (Kermt) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude mist koude mist: kà mest (Kermt) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: kà nōrdweənd (Kermt) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
kous met knoopjes slobkous: sloͅpkoͅəsə (Kermt) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen kous: koos (Kermt), n kousen]: koͅəs (Kermt) kous [ZND 01 (1922)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] III-1-3
kousenband bindel: beͅngel (Kermt), kousband: koosband (Kermt), kousenband: koͅəsəbant (Kermt) kousenband [ZND 01 (1922)] || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kouter kouter: kō.tǝr (Kermt) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraag kraag: kraach (Kermt) kraag [ZND 01 (1922)] III-1-3