e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kermt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kram kennef: kęnǝf (Kermt) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13
krassen krassen: krasə (Kermt) krassen [ZND 01 (1922)] III-4-4
krekel krekel: kriekel (Kermt) krekel [ZND 01 (1922)] III-4-2
krentenbrood krentenbroodje: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  kreentənbrietsjə (Kermt) krentenbrood [ZND 28 (1938)] III-2-3
kreunen kreunen: kreenə (Kermt) kreunen [ZND 01 (1922)] III-1-4
kreunen van de pijn kreunen: kreenə (Kermt) kreunen [ZND 01 (1922)] III-1-2
kriel kriel: kril (Kermt) Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e] II-3
krielkip kooshaantje: kǭshoǝnkǝ (Kermt), kooshennetje: kǭshenǝkǝ (Kermt), slofhennetje: slõ̜fhenǝkǝ (Kermt) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krols lopig: līpəx (Kermt) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)] III-2-1
krommen, ombuigen krom worden: kroomp wjaertə (Kermt) krommen [ZND 01 (1922)] III-1-2