| 18329 |
lang schortlint |
binder:
beͅngers (P055p Kermt)
|
linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18286 |
lange broek |
lange broek:
la.ŋ brōͅk (P055p Kermt)
|
pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18368 |
lange grijze kous |
slachterskous:
slaXtərskoͅəsə (P055p Kermt)
|
kousen, lange grijze ~ die door slagers (beenhouwers) over de broekspijpen worden gedragen [beenhouwerskousen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18367 |
lange kleurige herenkous |
hoos:
hūzə (P055p Kermt)
|
mannenkousen, lange kleurige ~ (vero) [hooze] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 17610 |
lange neus |
lange neus:
lang naowes (P055p Kermt)
|
een lange neus [ZND 39 (1942)]
III-1-1
|
| 18599 |
lange onderbroek? |
lange onderbroek:
lang onərbroͅk (P055p Kermt),
lang oͅnərbro͂ͅk (P055p Kermt)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 18552 |
lange smalle broekzak |
broekschede:
brōͅksxèj (P055p Kermt)
|
zak, lange smalle ~ buiten op de rechter broekspijp waarin een lang mes e.d. wordt weggestoken [bokseschej] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 33323 |
langwerpige hoeve |
langgevelhuis:
laŋgēvǝlhø̜̄ǝs (P055p Kermt),
langhuis:
laŋhø̜̄ǝs (P055p Kermt)
|
Het boerderijtype waarbij het bouwwerk één geheel vormt; woonhuis, stallen en schuur zijn achter elkaar geplaatst onder één langwerpig dak. Navraag naar verschil in boerderijbenaming, wanneer de grote deeldeuren in de korte of achtergevel dan wel in de lange zijgevel zijn geplaatst, leverde slechts in drie plaatsen een positief antwoord op. Zie onder de typen gevelhuis en schuurhuis. Waar de opgave identiek is met de naam voor de boerderij in het algemeen (zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1), ook voor de fonetische documentatie van deze opgaven), is doorgaans aangegeven dat dit het enig voorkomende type is en derhalve geen specifieke naam heeft. De betreffende opgaven zijn wel bij de lemmata 1.2.1 - 1.2.6 opgenomen en staan telkens vooraan in het lemma. Bij het type langhuis is niet goed uit te maken of het om een woordgroep dan wel om een samenstelling gaat. Slechts een enkele keer is het woordaccent aangegeven; dan staat het op de eerste lettergreep. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 2. [N 4A, 1a en 2a]
I-6
|
| 33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strip (P055p Kermt)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
| 19599 |
lantaarn |
lantaarn:
latjan (P055p Kermt)
|
lantaarn [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|