18084 |
lichaamsvocht |
leewater:
Niet gebruikt in de nederl. zin van synoviaal vocht, wel water in de lendenen bij pleurislijders.
leejwetər (P055p Kermt)
|
leewater [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
26527 |
licht, steenlicht |
lift:
left (P055p Kermt)
|
De inrichting waarmee de loper in verticale richting versteld kan worden om de afstand tot de onderste steen te regelen. De taats van het staakijzer of de kleine spil rust daartoe in een taatspot. In oudere molens is deze pot bevestigd op een zware balk, de vonderbalk. Deze balk scharniert aan één zijde in de houtconstructie van de molen, aan de andere zijde wordt hij omhooggehouden met een hefboom, bestaande uit een lichtijzer en een lichtboom met daaraan een koord of ketting en een gewicht. Later werd dit type lichtwerk vooral in watermolens vervangen door een ijzeren systeem. Daarbij staat de taatspot op een ijzeren lat die door middel van een regelrad op en neer geschroefd kan worden (Janssen, pag. 88/89). Zie ook afb. 85. Blijkens de opgaven is licht in P 53 en P 56 onzijdig. [N 0,23a; A 42A, 30; Sche 58; Vds 109; Jan 139; Coe 120; Grof 142; N O, 23p; monogr.; Vld]
II-3
|
34032 |
lichtbonte koe |
lichtbonte koe:
lextbǫ̃ntǝ [koe] (P055p Kermt)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b]
I-11
|
33677 |
lichte klei |
zavelgrond:
zāvǝlgrǫnt (P055p Kermt)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|
25239 |
lichte nevel |
domp:
do͂ͅmp (P055p Kermt)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18571 |
lichte overjas |
demi-saison (fr.):
dəmisēͅsoͅn (P055p Kermt),
lichte overjas:
lextə èvərja.əs (P055p Kermt)
|
herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26526 |
lichten |
(de molen) losser zetten:
lǫsǝr zɛtǝ (P055p Kermt),
vaster opeen leggen:
vāstǝr ǫpin le̜gǝ (P055p Kermt)
|
De molenstenen met behulp van de licht dichter bij elkaar of verder van elkaar brengen. Van een aantal opgaven is het onduidelijk of ze intransitief gebruikt worden dan wel een bepaalde term tot object hebben. Voor zover door de respondenten opgegeven, is in het woordtype het object tussen ronde haken vermeld. Het lemma is onderverdeeld in drie groepen. Het materiaal dat onder a) bijeen is geplaatst, bevat algemene benamingen voor lichten. In b) en c) zijn specifieke benamingen voor respectievelijk het verder uit elkaar brengen en het dichter bijeenbrengen van de molenstenen geplaatst. [N O, 23n; N O, 23o; Vds 107; Vds 108; Jan 140; Jan 149; Jan 150; Coe 121; Coe 122; Coe 123; Grof 143; Grof 144]
II-3
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kriegelachtig:
ook materiaal znd 28, 49
kriegəlechtich (P055p Kermt)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
e liit (P055p Kermt),
liedje:
liitsje (P055p Kermt),
litsjə (P055p Kermt),
Informant heeft nooit lied horen zeggen, wel lietsje - lietsjes.
lietsje (P055p Kermt)
|
lied [GTRP (1980-1995)] || Lied (enk. en mv.). [ZND 01 (1922)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND]
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
Informant heeft nooit lied horen zeggen, wel lietsje - lietsjes.
lietsjes (P055p Kermt)
|
Lied (enk. en mv.). [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|