17608 |
neus |
neus:
naos (P055p Kermt, ...
P055p Kermt)
|
Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] || Zijn neus snuiten. [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
tip:
to͂ͅp (P055p Kermt)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34222 |
neusklem |
ring:
reŋk (P055p Kermt)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
34370 |
neusring |
ring:
rē.ŋ (P055p Kermt),
vinger:
veŋǝr (P055p Kermt)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
18619 |
nevelslinnen mutsje met plooienrand en kinbanden |
nevelkapje:
nevəlkeͅpkə (P055p Kermt),
slaapmuts:
slōpmots (P055p Kermt)
|
mutsje, nevelslinnen ~ met een plooienrand en kinbanden {afb} [nevelskepke, - kap, ievelskepke] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
kou op de nieren:
kā ǫp dǝ nīrǝ (P055p Kermt)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34153 |
niet behouden |
herlopen (ww.):
hęrlupǝ (P055p Kermt)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
me.ntǝx (P055p Kermt)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
slag:
slāǝx (P055p Kermt)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|
21654 |
niet gunnen |
niet afgaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
də burdərēͅi̯ get nī āəf (P055p Kermt)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|