21299 |
bezoek |
bezoek:
bəzik (P055p Kermt)
|
bezoek [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
17996 |
bibberen |
bibberen:
bibərə (P055p Kermt)
|
bibberen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
23200 |
bidden |
beden:
beejə (P055p Kermt)
|
Bidden. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
23201 |
biechten (gaan) |
biechten (gaan):
beechtə (P055p Kermt)
|
Biechten. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
21270 |
bieden |
bieden:
biejə (P055p Kermt),
bijə (P055p Kermt)
|
bieden [RND], [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
bīēr (P055p Kermt),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a
bier (P055p Kermt),
bīēr (P055p Kermt)
|
bier [RND], [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
34238 |
biestmelk |
biestmelk:
bistmɛ.lǝk (P055p Kermt)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33254 |
bietenmolen |
snijmolen:
snęi̯mē̜lǝ (P055p Kermt)
|
Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d]
I-5
|
33247 |
bietenriek |
bietenriek:
biǝtǝrek (P055p Kermt)
|
Riek om bieten mee te verplaatsen. Doorgaans met minder tanden dan de aardappelriek, maar wel met bolletjes aan de uiteinden van de tanden om de bieten niet te beschadigen. Bij krotengaffel, achter in het lemma, wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat het stuk gereedschap 8 tot 10 tanden heeft. Vergelijk ook de toelichtingen bij de lemmaɛs Aardappelriek en Bietenkopper. [N 18, 25a, 25b en 64; JG 1d; A 28, 3; monogr.]
I-5
|
33248 |
bietenrooier |
bietentrekker:
bītǝntrękǝr (P055p Kermt)
|
Het stuk gereedschap dat werd gebruikt bij het uittrekken van de bietenknollen, voordat dit werk gemechaniseerd werd. Het is een ronde gaffel met een korte steel. Men steekt de gaffel naast de biet in de grond, drukt deze met de rechterhand omlaag en trekt tegelijk met linker de knol aan het loof omhoog. Bij mesthaak: in L 216 voegt men aan de opgave toe: "men gebruikte er de tweetandige mesthaak voor". [N 18, 33; monogr.]
I-5
|