18134 |
snijwonde |
gesneden (volt. deelw.):
Volgens de informant omschrijft men immer.
k heb me in den vinger gesneden (P055p Kermt)
|
snede (insnijding) in de vinger [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
20590 |
snoepen |
snoepen:
snŏŏpə (P055p Kermt)
|
snoepen [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
17753 |
snor |
moustache (fr.):
snor wordt volgens de informant niet gebruikt.
məstəs (P055p Kermt)
|
Hij heeft nog geen snor (Fr. moustache). [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
34510 |
snot |
snot:
snǫt (P055p Kermt)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|
18026 |
snotneus |
snotneus:
wa ən snotnaos (P055p Kermt)
|
Wat een snotneus! [ZND 07 (1924)]
III-1-4
|
17590 |
snuit |
snuit:
lang snowət (P055p Kermt),
snou̯ǝt (P055p Kermt),
snø̜̄u̯ǝt (P055p Kermt),
snǭǝ.t (P055p Kermt)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b]
I-12, I-9, III-1-1
|
19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
marmət (P055p Kermt),
soepketel:
™ is niet omgespeld
soͅpke͂ͅtəl (P055p Kermt)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
soͅptrenə (P055p Kermt)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18196 |
sok |
sok:
zoͅk (P055p Kermt)
|
sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18338 |
sokophouder |
mansjarretelle (<fr.):
mansšarteͅlə (P055p Kermt)
|
sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)]
III-1-3
|