21287 |
soldaat |
soldaat:
suldo:t (P055p Kermt)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
səldo.tə (P055p Kermt)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|
31504 |
solderen |
aaneensolderen:
anēnstǫldīrǝ (P055p Kermt)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|
34118 |
soortige koe |
goede soort:
gōi̯ sõǝt (P055p Kermt)
|
Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140]
I-11
|
33222 |
sorteren met de hand |
onderrapen:
ǫndǝrāpǝ (P055p Kermt)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
34576 |
spaak |
speek:
spīk (P055p Kermt),
speken:
spiǝkǝ (P055p Kermt)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
graafschup:
grāǝf[schup] (P055p Kermt),
schup:
sxęp (P055p Kermt),
spade:
spāi̯ (P055p Kermt)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
22757 |
spanne |
spanne:
span (P055p Kermt)
|
Een spanne (wat men met de hand overspannen kan, b.v. bij het knikkerspel). [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
18091 |
spatader |
dikke ader:
dikə oorə (P055p Kermt),
gebroken ader:
gəbrookə oorə (P055p Kermt)
|
spatader (uitpuilende ader aan been, Fr. varice) [ZND 07 (1924)]
III-1-2
|
17782 |
speeksel |
spuw:
spow (P055p Kermt)
|
speeksel [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|