19595 |
tabakspot |
toebakskroeg:
£ is niet omgespeld
to͂ͅbakskro͂ͅx (P055p Kermt)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19530 |
tafelmes |
tafelmes:
™ niet omgespeld
to͂ͅfəlme͂ͅəs (P055p Kermt)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
bussel:
(uit bos).
bəs(ə)l}* (P055p Kermt),
mutterd:
mətər}* (P055p Kermt),
(kort hout).
mətər}* (P055p Kermt)
|
inventarisatie benamingen takkenbos, bussel takken en twijgen alnaargelang houtsoort of boslengte [N 27 (1965)] || takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)]
I-7
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
ta.nt (P055p Kermt
[(mv tān)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
laang taen (P055p Kermt)
|
lange tanden [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tãǝn (P055p Kermt)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
32584 |
tanden van een riek |
tanden:
tā(ǝ)n (P055p Kermt)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tan(t)pe.n (P055p Kermt),
tandpijn (P055p Kermt)
|
Kiespijn. Ik heb kiespijn. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
20357 |
tante |
tant:
tant (P055p Kermt)
|
moei (tante) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
32620 |
tap van de houten gierton |
tap:
táp (P055p Kermt)
|
De in dit lemma verenigde termen hebben wel alle betrekking op de regelbare uitlaat van de oude houten gierton. Sommige lijken vooral de opening aan te duiden, terwijl de meeste wijzen op het voorwerp en/of het mechaniek waarmee de ton van achteren geopend en gesloten werd. Dat kon een oude (bier)kraan met een doorboorde draaistop zijn, maar ook een stop, pin of prop, die soms met behulp van een hefboom, een wipconstructie of met een stuk touw of ijzerdraad uit de uitlaatopening getrokken werd. Termen die vooral de hefboom e.d. lijken te betreffen, zijn aan het einde van dit lemma bijeengezet. [JG 1a + 1b; N P, 6 add.; N 11A, 53e + f; monogr.]
I-1
|