19412 |
vonk |
geinster:
gei̯nstər (P055p Kermt, ...
P055p Kermt),
vonk:
vuŋk (P055p Kermt, ...
P055p Kermt)
|
vonk, geinster [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|
17747 |
voorhoofd |
ster:
Nog enkel in deze betekenis.
ieman vər zən stēr slon (P055p Kermt)
|
ster (voorhoofd) [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
34101 |
voorklauw |
teen:
tīn (P055p Kermt)
|
Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b]
I-11
|
33799 |
voorknie |
knie:
knęi̯ (P055p Kermt)
|
Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|
34132 |
voorpoten met dikke knie |
gezwollen knieën:
gǝzwǫlǝ knē̜i̯ǝ (P055p Kermt)
|
[N 3A, 143; monogr.]
I-11
|
32643 |
voorschaar |
kleine schulp:
klēn [schulp] (P055p Kermt)
|
De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.]
I-1
|
21504 |
voorschieten |
voorschieten:
ps. omgespeld volgens Frings.
vēərsxītə (P055p Kermt)
|
Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33353 |
voorstal, voedergang |
voedergang:
voi̯ǝrgáŋ(k) (P055p Kermt),
voorhuis:
vēǝrhő̜̄u̯ǝs (P055p Kermt),
voorstal:
vēǝr[stal] (P055p Kermt)
|
Het voorste gedeelte van de stal, gelegen tussen de (brand)muur van het woongedeelte en de voedergoot van de koeien. In een enkele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar het woongedeelte gekeerd staan, is het tevens de voedergang. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de staart naar elkaar toe staan, is de voorstal meestal de wat bredere voedergang langs de voorste rij koeien. In een dubbele dwarsstal, waarin de koeien met de kop naar elkaar toe staan, bevindt de voorstal zich opzij van de dubbele koeienstand. In een dubbele langsstal, waarin twee rijen koeien in de lengterichting van de stal staan, is het de vrije ruimte tussen het woonhuis en de dubbele koeienstandplaats. In de voorstal wordt het voer klaar gemaakt, wordt voer voor direct gebruik bewaard en bevinden zich toestellen en machines, zoals bietensnijmachine en veevoederkookketel. De voorstal is soms een tussen stal en keuken gelegen, apart vertrek geworden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 8. [N 5A, 34a, 40a, 46a en 48a; N 4, 72 en 77; S 50; monogr.]
I-6
|
33355 |
voorstaldeur |
buitendeur:
bő̜̄ǝtǝdēǝr (P055p Kermt),
voorstaldeur:
vēǝrstaldēǝr (P055p Kermt),
zijpoortje:
ziɛpōtžǝ (P055p Kermt)
|
De deur van de voorstal, de gebruikelijke toegang voor personen tot de stal, waardoor tevens het groenvoer naar binnen wordt gebracht. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen (koestaldeur), (staldeur) en (stalpoort) het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3). [N 5A, 34b en 53b; add. uit N 5A, 53c]
I-6
|
33975 |
voorstrengen |
voorspan:
vēǝrspan (P055p Kermt),
voorzeels:
vørzils (P055p Kermt)
|
Aanvulling van het lemma voorstrengen in wld I.10: strengen waar het voorste van twee ingespannen paarden mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. [N 17, 27] || Strengen waar het voorgespan (dat is het voorste van twee ingespannen paarden) mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. Wanneer drie paarden achter elkaar zijn ingespannen trekt zowel het eerste als het tweede paard met voorstrengen. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 62]
I-10, I-13
|