21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
ēn emvlop (P055p Kermt)
|
een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)]
III-3-1
|
33610 |
erf |
mesthof:
meͅst(h)oͅf (P055p Kermt)
|
I-7
|
33641 |
erf en omliggende landerijen |
geleg:
gǝlēǝx (P055p Kermt),
winning:
wøneŋ (P055p Kermt)
|
De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23]
I-8
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛ̄t (P055p Kermt)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
éédzjéé gjáán kéés
ééd (P055p Kermt)
|
eten [RND]
III-2-3
|
19519 |
etensketeltje |
eetketel:
™ niet omgespeld
ējətke͂ͅtəl (P055p Kermt)
|
tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18047 |
etter |
materie:
məteerə (P055p Kermt)
|
etter [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
terwarsschei:
tǝrwi̯ā.ssxē (P055p Kermt)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
32978 |
evene |
evie:
ē.vi (P055p Kermt)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
25170 |
fijne hagel |
schrot:
sxrøət (P055p Kermt)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|