30800 |
flank |
flanken:
fla.ŋkǝ (P055p Kermt)
|
Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10]
I-9
|
18648 |
flaphoed |
flaphoed:
flaphuət (P055p Kermt),
slappe hoed:
slapən hūət (P055p Kermt)
|
flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20838 |
flauw |
weps:
weps (P055p Kermt)
|
meeps (flauw van smaak) [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
18021 |
fluim |
fluim:
[ontrondingsgebied -> fluim; *vlijm, flijm]
flêjmə (P055p Kermt)
|
fluim [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispələ (P055p Kermt)
|
lispelen [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmerre:
kwēkmęrǝ (P055p Kermt)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kurrenzoog:
kerǝzō.x (P055p Kermt)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
34119 |
forsgebouwde koe |
schone blok van een koe:
sxǫnǝ blǫk van ǝn kø̄w (P055p Kermt)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
18784 |
franje |
fraling:
frāāling (P055p Kermt)
|
franje [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
20586 |
fruit bewaren |
mouten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51
moutə (P055p Kermt)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|