18192 |
jurk |
kleed:
klit (P055p Kermt)
|
jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
kaaksbeen:
kaaksbien (P055p Kermt)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en de kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [Lk 05 (1955)]
III-1-1
|
21912 |
kaal duivenjong |
kwakduifje:
kwaGdèfkə (P055p Kermt)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
21047 |
kaam |
kaam/kamen:
kōmǝ (P055p Kermt)
|
Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.]
II-2
|
20768 |
kaantjes |
krappen:
krabə (P055p Kermt),
krappetjes:
krebəkəs (P055p Kermt)
|
Hoe heten de vetklonters, die overblijven, als runds of varkensvet wordt gesmolten? (kaan) [ZND 02 (1923)] || kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
26500 |
kaar |
bak:
bak (P055p Kermt),
tremel:
trēmǝl (P055p Kermt)
|
Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.]
II-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kās (P055p Kermt)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
ka:tə (P055p Kermt)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|
22622 |
kaatsen |
ballen:
balə (P055p Kermt)
|
kaatsen [RND]
III-3-2
|