21529 |
praten |
kallen:
kallen (Q152p Kerniel)
|
zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21006 |
prei |
poor:
puə.r (Q152p Kerniel)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdrāt (Q152p Kerniel)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
van de gelegenheid profiteeren (Q152p Kerniel)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tep (Q152p Kerniel)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
33272 |
raapzaadolie |
raapsmout:
rǫpsmā.t (Q152p Kerniel)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
28447 |
raat |
raat:
(mv)
rōǫtǝ (Q152p Kerniel)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
33577 |
radijs |
radijs:
radeiəs (Q152p Kerniel)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
18167 |
rafel |
kettel:
kɛttəls (Q152p Kerniel)
|
Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rels (Q152p Kerniel)
|
rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|