21565 |
toegangsprijs |
inkomsprijs:
den inoomgsprijs is eine frang (Q152p Kerniel)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
tomatə (Q152p Kerniel)
|
tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
32619 |
trechter op de gierton |
trechter:
trē̜.xtǝr (Q152p Kerniel)
|
In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
19292 |
treiteren |
faradien:
faradjijen (Q152p Kerniel)
|
Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)]
III-1-4
|
33955 |
trekhaken, -ogen |
ogen:
ou̯gǝ (Q152p Kerniel)
|
IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12]
I-10
|
31700 |
trekzaag, boomzaag |
kortzeeg:
kǫt˲zēx (Q152p Kerniel)
|
Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 à 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.]
II-12
|
34289 |
tuieren |
tuieren:
tø̄rǝn (Q152p Kerniel)
|
Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.]
I-11
|
34293 |
tuierpaal |
pag:
paxt (Q152p Kerniel)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
33542 |
tuinkervel |
kelver:
keləvər (Q152p Kerniel),
spinazie:
spənōͅə.də (Q152p Kerniel)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
tampen:
tampen (Q152p Kerniel)
|
Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|