e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppig koppig: köppig (Kessel), kops: köps (Kessel), steegs: stēxs (Kessel) [JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]koppig [SGV (1914)] I-9, III-1-4
kornoelje (alg.) kornoelje: kernoelje (Kessel) kornoelje [SGV (1914)] III-4-3
korst korst: kors (Kessel) korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
kortademig dempig: dempig (Kessel) dempig [SGV (1914)] III-1-2
korte onderbroek? mansluionderboks: mansluu ongerboks (Kessel) Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
koster koster: köstər (Kessel), køͅstər (Kessel) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] III-3-3
kostganger kostganger: kosgenger (Kessel) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: karbonaai (Kessel) gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)] III-2-3
koud, mistig en somber weer donker (weer): donker wêr (Kessel) donker [~ weer] [SGV (1914)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: eine koaje wintj (Kessel) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4