e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
naald naald: nǭlt (Kessel) De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.] II-7
naampatroon patrones: patroenes (Kessel), patroon (<fr.): patroen (Kessel) Een naampatroon, de heilige naar wie men is genoemd [namenspatroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
naar de kerk naar de kerk: noa de kèrk (Kessel) naar [~ de kerk] [SGV (1914)] III-3-3
naar de mis gaan mis horen: mes huuere (Kessel) De mis bijwonen, de mis horen [mès huëre, mès bèèje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
naar huis gaan naar huis gaan: nao hoes gaon (Kessel, ... ), nao hōēs goan (Kessel) naar huis gaan [DC 03 (1934)] III-1-2
naar links haar: hār (Kessel) Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.] I-10
naar rechts hot: hǫt (Kessel) Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.] I-10
nabidden nabeden: naobeije (Kessel) Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)] III-3-3
nachtegaal nachtegaal: nachtegaal (Kessel) nachtegaal [SGV (1914)] III-4-1
nachtmis nachtmis: nachmis (Kessel) De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)] III-3-3