e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nicht nicht: nicht (Kessel), neen  nich (Kessel) nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2
nieuwe maan donkere maan: donker moan (Kessel) maan [donkere ~] [SGV (1914)] III-4-4
nieuwjaar nieuwjaar: niejjaor (Kessel) 1 januari, de eerste dag van het nieuwe jaar [ni-jjaor]. [N 96C (1989)] III-3-2
nieuws nieuws: nīēts (Kessel) nieuws [SGV (1914)] III-3-1
nieuwsgierig nieuwsgierig: niesjiërig (Kessel), nīēsjierig (Kessel) nieuwsgierig [SGV (1914)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)] III-1-4
niezen niezen: neeze (Kessel) niezen, proesten [SGV (1914)] III-1-2
nijdnagel spleetnagel: spleetnagel (Kessel) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)] III-1-2
niks waard niks waard: wêrd (Kessel) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
noemen noemen: neume (Kessel, ... ), met accent é ú op e en u  nēūmə (Kessel) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nok vorst: vǫrs (Kessel) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9