e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ogenblikje, korte tijd, eventjes ogenblikje: augeblikske (Kessel), augəblikskə (Kessel), ougeblikske (Kessel, ... ) ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
okkernoot noot: neut (Kessel), noot (Kessel), -  noot (Kessel) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] I-7
oksaal oksaal: oksaal (Kessel) Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)] III-3-3
olie olie: oalie (Kessel) olie [SGV (1914)] III-2-3
olieverf olieverf: ǭli[verf] (Kessel) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omheining hek: hèk (Kessel) hek [SGV (1914)] III-2-1
omheining van het kerkhof kerkhofmuur: kerkhaofmoer (Kessel) De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)] III-3-3
omheining van ijzeren spijlen stanketsel: štaŋkɛtsǝl (Kessel) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omheining van opstaande latjes schutting: šø̜teŋ (Kessel), tuin: tūǝn (Kessel) Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.] I-8
omheining van palen tuin: tūn (Kessel) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8