24360 |
ongedierte, algemeen |
ongesiefer:
ongeciefer (L298p Kessel)
|
schadelijke en hinderlijke insecten [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
23246 |
ongelovige |
ongelovige:
ôngeluivige (L298p Kessel)
|
Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
boel:
boel (L298p Kessel)
|
boel [SGV (1914)]
III-4-4
|
23486 |
ongewijde aarde |
ongewijde aarde:
ongewiede aerd (L298p Kessel)
|
Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33291 |
onkruid, algemeen |
drek:
drɛk (L298p Kessel),
onkruid:
onkrūt (L298p Kessel)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
19267 |
onnozel persoon |
uilskuiken:
uulskuke (L298p Kessel)
|
uilskuiken [SGV (1914)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderen:
onneuzele kinjer (L298p Kessel)
|
28 december, herinneringsdag van de kindermoord in Bethlehem, Onnozele Kinderen [Onnüezele Kinger, Allerkinderdag, der Kinderdag]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
22849 |
onpaar |
onpaar:
onpaar (L298p Kessel)
|
onpaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
20922 |
onrijp |
groen:
greun fruit (L298p Kessel),
onrijp:
onriep fruit ète (L298p Kessel)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
onrijp:
onriep (L298p Kessel)
|
onrijp [SGV (1914)]
I-7
|