20581 |
ontbijt |
koffiedrinken, het -:
kooffie drinke (L298p Kessel),
koͅfídrínkə (L298p Kessel),
ontbijt:
oͅntbīt (L298p Kessel)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 6 uur morgen [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 7 à 8 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
17706 |
ontlasting hebben |
poepen:
poepe (L298p Kessel),
schijten:
sjiëte (L298p Kessel)
|
ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34151 |
onvruchtbare koe |
guste koe:
gø̜stǝ ku (L298p Kessel)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
hommelschoer:
hommelsjoer (L298p Kessel, ...
L298p Kessel),
hommelschuil:
hommelsjoel (L298p Kessel)
|
donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
ozze leve hier (L298p Kessel)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
os leve vrouw (L298p Kessel)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
onze vader (L298p Kessel, ...
L298p Kessel)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17592 |
oog |
oog:
oug (L298p Kessel, ...
L298p Kessel,
L298p Kessel),
ô.ugə (L298p Kessel)
|
ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
33023 |
oogst -opbrengst |
oogst:
[oogst] (L298p Kessel)
|
Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12]
I-4
|
33022 |
oogst -werkzaamheden |
oogst:
ǫu̯xs (L298p Kessel)
|
Het geheel van de werkzaamheden; het zelfstandig naamwoord. Zie ook Fsa, I, kaart 9. In vergelijking met N 15, 7 ("alle oogstwerkzaamheden te zamen") levert N 15, 8 ("graanoogst") in het geheel geen nieuw materiaal op; overal worden samenstellingen met graan (zie het lemma ''graan, koren'' 1.2.1) en van de opgave van N 15, 7 opgegeven. In het materiaal S 27 staan beide woorden oogst, eerst in de betekenis "het geheel van de werkzaamheden" en daarna in die van "opbrengst", onder elkaar en dat heeft waarschijnlijk suggestief gewerkt, vandaar de talrijke gelijkluidende antwoorden in het lemma ''oogst -opbrengst'' (4.1.3). Voor de behandeling van de varianten van het type oogst, vergelijk de toelichting bij het lemma ''oogsten'' (4.1.1). [N 15, 7 en 8; S 27; Wi 52; NE 3.V, 6g; monogr.; add. uit L 40, 8]
I-4
|