e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paars, violet paars: paars (Kessel) paars [SGV (1914)] III-4-4
paasavond paasavond: poasoavend (Kessel) paaschavond [SGV (1914)] III-3-3
paasbiecht paasbiecht: paosbiecht (Kessel) De Paasbiecht. [N 96D (1989)] III-3-3
paaseieren zoeken paaseieren rapen: paoseier rape (Kessel) Het gebruik om paaseieren te zoeken/rapen op Paaszaterdag, wanneer de uit Rome teruggekeerde klokken geluid hebben. [N 96C (1989)] III-3-2
paaskaars paaskaars: paoskers (Kessel) De op Paaszaterdag gewijde kaars, de Paaskaars [oeësterkeëts, poaësjkeëts]. [N 96C (1989)] III-3-3
paaszaterdag paaszaterdag: paoszaoterdig (Kessel) Goede Zaterdag, Paaszaterdag [Kaarzamstiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
pachtboer pachtboer: pęxbūr (Kessel) Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI] I-6
pachten pachten: pɛxtǝ (Kessel) [S 27; monogr.] I-6
pachtersvrouw pachtboerin: pęxburen (Kessel) [S 27, Wi 2; monogr.] I-6
pad pad: ped (Kessel), pet (Kessel) pad [DC 07 (1939)] || pad (dier) [SGV (1914)] III-4-2