e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pad, paadje pad, paadje: paat, pêj (Kessel) pad, paden (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
paddestoel (alg.) paddestoel: peddestool (Kessel), pe̞ͅdəštô.l (Kessel) paddestoel [RND], [SGV (1914)] III-4-3
pak, kostuum pak: ein nie pak (Kessel), pak (Kessel) pak [SGV (1914)] || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)] III-1-3
paling, aal aal: aol (Kessel), oal (Kessel, ... ), geen verschil  aol (Kessel) aal [SGV (1914)] || aal, paling [DC 10 (1941)] || paling [SGV (1914)] III-4-2
palmboompje buxus: -  buxus (Kessel) palm (Buxus sempervirens) [DC 69 (1994)] III-4-3
palmtakje palmtakje: palmtekske (Kessel) Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
palmzondag palmzondag: palmzondig (Kessel) De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)] III-3-3
pand, bed rug: rø̜k (Kessel) Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e] I-1
pandverbeuren pandverbeuren: pantjverbeure (Kessel) pandverbeuren [SGV (1914)] III-3-2
pannen schuren schuren: šūrə (Kessel) metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1