id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24040 | priester gewijd worden | gewijd worden: gewied waere (Kessel) | Priester gewijd worden. [N 96D (1989)] III-3-3 |
23414 | priesterkoor | koor: koer (Kessel) | Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
22862 | prijzen (mv.) | prijzen: pri.zə (Kessel) | prijzen (mv.) [RND] III-3-2 |
22356 | priktol | kokkerel: koekerel (Kessel, ... ), priktol: priktol (Kessel) | Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [DC 24 (1953)] || tol (speeltuig) [SGV (1914)] III-3-2 |
23243 | processie | processie (<lat.): percessie (Kessel) | processie [SGV (1914)] III-3-3 |
23858 | processiestrooisel | strooisel: sjtreuisel (Kessel) | Strooisel bestaande uit bloemen, stukgesneden stengels en bladeren en stroopsel van varens waarmee de straten versierd worden [sjtreupsel]. [N 96C (1989)] III-3-3 |
23861 | processievaantjes | processievanen: processievaan (Kessel) | De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)] III-3-3 |
17742 | proeven | proeven: preuve (Kessel, ... ) | proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] III-1-1, III-2-3 |
23930 | profeet | profeet: profiët (Kessel) | Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
18221 | pronken | prijken: prieke (Kessel), pronken: pronke (Kessel) | prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)] III-1-3 |