e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bisdom bisdom: bisdom (Kessel) Een bisdom of diocees. [N 96D (1989)] III-3-3
bisschop bisschop: buussjop (Kessel) Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)] III-3-3
blad (alg.) blad: blāād (Kessel) blad [SGV (1914)] III-4-3
blad, bladeren van een plant blad: blāt (Kessel), blader: blē̜r (Kessel) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
blaffen blaffen: blaffen (Kessel) blaffen [SGV (1914)] III-2-1
blauw oog blauw oog: blauw aug (Kessel) Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)] III-1-2
blauwe bosbes marber: marber (Kessel), marmel: marmel (Kessel) bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] || boschbes [SGV (1914)] III-4-3
blauwe reiger, reiger reiger: reiger (Kessel) reiger [SGV (1914)] III-4-1
blauwe vleesvlieg, bromvlieg bromvlieg: broͅmvlīg (Kessel), dikke vlieg: dieke vleeg (Kessel) bromvlieg (legt eieren in geslacht vlees) [DC 18 (1950)] III-4-2
bleek bleek: bleik (Kessel) bleek [SGV (1914)] III-1-2