17767 |
rug |
rug:
rök (L298p Kessel, ...
L298p Kessel,
L298p Kessel)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
21936 |
ruien |
in de rui (zijn):
in de rui (L298p Kessel)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-4-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
ruuke (L298p Kessel)
|
ruiken [DC 53 (1978)]
III-1-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
ryn (L298p Kessel)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
roete (L298p Kessel),
roeten oas (L298p Kessel)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
21937 |
ruitijd |
rui:
rø̜i̯ (L298p Kessel)
|
De periode van het ruien, het veren wisselen, van de kip. [A 26, 8; S 30; Vld.; monogr.]
I-12
|
34024 |
rund |
rind:
rentj (L298p Kessel)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
hoorsel (L298p Kessel, ...
L298p Kessel,
L298p Kessel,
L298p Kessel),
horzel (L298p Kessel),
hōͅrzel (L298p Kessel, ...
L298p Kessel,
L298p Kessel)
|
horzel [SGV (1914)] || larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || paardenhorzel (eieren in de haren van paarden, larven in maag en darmen) [DC 18 (1950)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] || schapenhorzel (larven in de neusholte) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24371 |
rups |
rups:
roeps (L298p Kessel, ...
L298p Kessel,
L298p Kessel)
|
rups [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
23860 |
rustaltaar |
rustaltaar:
rustaltaar (L298p Kessel)
|
Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|