25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
schnieə (L298p Kessel),
sjniee (L298p Kessel),
snie (L298p Kessel, ...
L298p Kessel),
cf. VD D-N s.v. "Schnee
sjnîê (L298p Kessel),
ps. boven de È staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.
snīə (L298p Kessel)
|
sneeuw [DC 03 (1934)], [RND], [SGV (1914)]
III-4-4
|
17762 |
snijtand |
snijtand:
sjnietantj (L298p Kessel)
|
snijtand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20590 |
snoepen |
snoepen:
sjnoepe (L298p Kessel)
|
snoepen [SGV (1914)]
III-2-3
|
33996 |
snoer |
smikkekoord:
šmekǝkǭrt (L298p Kessel)
|
Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.]
I-10
|
17753 |
snor |
snor:
sjnŏŏr (L298p Kessel),
snor (L298p Kessel),
snorrenbaard:
sjnorrenbaard (L298p Kessel)
|
snor (knevel) [DC 01 (1931)] || snorbaard [SGV (1914)]
III-1-1
|
34347 |
snuffelziekte |
snuffelziekte:
snøfǝlzēktǝ (L298p Kessel)
|
Een aandoening van het neusschelpje en het neustussenschot en in een verder stadium van het benige geraamte van de bovenkaak. De dieren krijgen heftige en uitputtende niesbuien; de ademhaling is snuivend; er treden neusbloedingen op en de uitvloeiing uit de neus is dun en soms ook slijmig (WBD I.6, blz. 854). [N 52, 20; N 76, 50; A 48a, 33]
I-12
|
17590 |
snuit |
snoet:
sjnoet (L298p Kessel),
snuit:
sjnoet (L298p Kessel)
|
Snuit [SGV (1914)]
III-1-1, III-4-2
|
19736 |
soda |
soda:
zoͅu̯da (L298p Kessel)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20664 |
soep |
soep:
soep (L298p Kessel)
|
soep [SGV (1914)]
III-2-3
|
18196 |
sok |
sok:
zok (L298p Kessel)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|