20574 |
vieruursboterham |
koffiedrinken, het -:
kooffiedrinke (L298p Kessel),
geen verschil tusse bevolk. groepen
koͅfidrìnkə (L298p Kessel)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 - 16 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vīl (L298p Kessel)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
vijver:
vīvǝr (L298p Kessel),
wijer:
wijǝr (L298p Kessel)
|
Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8
|
30793 |
vilder |
vilder:
veldǝr (L298p Kessel)
|
Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.]
II-10
|
30794 |
villen |
villen:
velǝ (L298p Kessel)
|
Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.]
II-10
|
24386 |
vin |
vim:
vum (L298p Kessel),
vumme (L298p Kessel)
|
vin [SGV (1914)] || vinnen [SGV (1914)]
III-4-2
|
17825 |
vinden |
vinden:
vinge (L298p Kessel)
|
vinden [SGV (1914)]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
vinger (L298p Kessel, ...
L298p Kessel),
vingers (L298p Kessel),
viŋər (L298p Kessel)
|
vinger [DC 01 (1931)], [RND] || vingers [SGV (1914)]
III-1-1
|
17769 |
vingerlid |
kootje:
kèùtje (L298p Kessel)
|
(vinger)kootje [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
boekvink:
bookvink (L298p Kessel)
|
Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|