34378 |
vleiwoord voor het varken |
kuusje:
kuskǝ (L298p Kessel),
varkentje:
vɛrkskǝ (L298p Kessel)
|
[VC 14, 2c v]
I-12
|
34348 |
vlekziekte |
vlekziekte:
vlɛkzēktǝ (L298p Kessel)
|
Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.]
I-12
|
19452 |
vliegenraam, hor |
hor:
hor (L298p Kessel)
|
Hoe noemt u een scherm van groene metaaldraad in open ramen om vliegen buiten te houden? (vliegenraam, hor) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
22375 |
vlieger |
windvogel:
wintjvogel (L298p Kessel)
|
vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
24392 |
vlinder |
vlinder:
vlendər (L298p Kessel),
vlinder (L298p Kessel, ...
L298p Kessel,
L298p Kessel,
L298p Kessel,
L298p Kessel,
L298p Kessel),
vlŭnder (L298p Kessel)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloo (L298p Kessel),
vloê (L298p Kessel)
|
vlo (pulex irritans), enk. [DC 54 (1979)] || vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vleu:
vleu (L298p Kessel),
vlun:
vluê (L298p Kessel)
|
vlo (pulex irritans), mv. [DC 54 (1979)] || vlooien [SGV (1914)]
III-4-2
|
21395 |
vloeken |
vloeken:
vlooken (L298p Kessel),
vlóke (L298p Kessel, ...
L298p Kessel)
|
vloeken [N 96D (1990)], [SGV (1914)] || Vloeken. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
23962 |
vloekje |
vloekje:
vluiukske (L298p Kessel)
|
Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
27185 |
vloer |
vloer:
vlūr (L298p Kessel)
|
Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.]
II-9
|